Sinds ik experimenteer met een plantaardig dieet1 lijkt het wel alsof ik door een poortje in een alternatieve werkelijkheid ben gestapt. Plotseling vallen me dingen op die ik eerder niet zag: restaurantrecensies in kwaliteitskranten waarin de malsheid van bepaalde dieren, zoals intelligente octopussen of varkens, wordt geprezen; kinderboeken als Boer Boris waarin boerderijdieren op vakantie gaan naar het strand (niks aan de hand hier, kinderen!); fast food restaurant die reclame maken waarin prominent grote stukken dode dieren figureren. En die handel in stukken dode dieren is 100% legaal, en vindt niet eens stiekem plaats maar gewoon op klaarlichte dag!
Goede ideeën die al lang bestonden maar niet werden uitgevoerd
Sociaal gezien is mijn veganistisch experiment oncomfortabel. Ik sta ineens met een been buiten de maatschappij.
Maar geredeneerd vanuit eerste principes ben ik er van overtuigd dat de toekomst van eten zonder dieren zal zijn. Het is onvermijdelijk, in mijn ogen, dat onze moraal zich zal uitbreiden tot niet-menselijke dieren die pijn kunnen voelen. Ja, óók garnalen.
Ondertussen is het verdomd lastig om in je uppie tegen een oeroude maatschappelijke norm in te gaan. De overweldigende psychologische kracht van “hoe dingen nu eenmaal werken” is moeilijk te onderschatten. Mijn moreel kompas raakt in de war van al die normale lieve mensen die op stukken vlees en kaas kauwen alsof er niks aan de hand is. Ben ik nu gek? Een zuurpruim? Een moraalridder? Dat wil ik allemaal niet zijn! Ik wil, als puntje bij paaltje komt, gewoon horen bij de rest van de groep.
(Ik veroordeel hier niemand trouwens; ik at zelf tot voor kort vlees en vis en zuivel. En ik denk niet per se dat “ethisch veganisme” de oplossing gaat zijn. Een veel logischer scenario is dat we “technologisch veganistisch” worden doordat we leren om vlees, vis en zuivel te maken die gezonder, veiliger goedkoper is dan dierlijke equivalenten. Technologie is dus, zoals wel vaker, de oplossing.)
Maar ik weet dat ik er rekening mee moet houden dat het lang kan duren voordat we de juiste technologie hebben opgeschaald. Kijk maar eens naar deze technologieën die gekmakend lang op zich lieten wachten voordat ze voor de massa beschikbaar kwamen:
In 1836 reed reed de eerste elektrische auto door Groningen.
Het autootje was een driewieler waarbij de achterste twee wielen werden aangedreven door elektromagneten: een boog- en staafvormige elektromagneet. Als er stroom door de magneten liep, gingen ze elkaar aantrekken en afstoten, waardoor de staafvormige magneet begon te draaien. Die draaiende beweging zorgde ervoor dat de achterwielen aandrijving kregen en jawel, het autootje reed. Een batterij voorzag de magneten van stroom.
Rond 1843 ontdekte Ada Lovelace het principe dat een universele computer geprogrammeerd kan worden met een oneindige variatie aan programma’s — lang voordat de eerste fysieke computer gebouwd werd.
What Lovelace saw...was that numbers could represent entities other than quantity. So once you had a machine for manipulating numbers, if those numbers represented other things, letters, musical notes, then the machine could manipulate symbols of which number was one instance, according to rules. It is this fundamental transition from a machine which is a number cruncher to a machine for manipulating symbols according to rules that is the fundamental transition from calculation to computation—to general-purpose computation.
In 1883 lag er een werkend zonnepaneel op een dak in New York.
New York inventor Charles Fritts created the first solar cell by coating selenium with a thin layer of gold. Fritts reported that the selenium module produced a current “that is continuous, constant, and of considerable force.”
In 1896 beschreef Svante Arrhenius de relatie tussen de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer en de opwarming van de aarde.
In developing a theory to explain the ice ages, Arrhenius, in 1896, was the first to use basic principles of physical chemistry to calculate estimates of the extent to which increases in atmospheric carbon dioxide (CO2) will increase Earth's surface temperature through the greenhouse effect. These calculations led him to conclude that human-caused CO2 emissions, from fossil-fuel burning and other combustion processes, are large enough to cause global warming.
In 1903 publiceerde Konstantin Tsialkovsky een boek waarin hij correct de werking van getrapte raketten beschreef waarmee mensen de ruimte konden bereiken — een halve eeuw voordat de eerste raket in een baan om de aarde werd gelanceerd:
His most important work, published in May 1903, was Exploration of Outer Space by Means of Rocket Devices. Tsiolkovsky calculated, using the Tsiolkovsky equation, that the horizontal speed required for a minimal orbit around the Earth is 8,000 m/s and that this could be achieved by means of a multistage rocket fueled by liquid oxygen and liquid hydrogen.
Ook wetenschappers en politici wisten waar het heen ging. Maar het duurde nog een slordige eeuw voordat hun voorspelling uit zouden gaan komen:
In 1923 schreef de bioloog J.B.S. Haldane dat Engeland van energie voorzien kon worden met windmolen in combinatie met elektrolyse:
“The country will be covered with rows of metallic windmills working electric motors which in their turn supply current at a very high voltage [..] during windy weather the surplus power will be used for the electrolytic decomposition of water into oxygen and hydrogen.”
In 1930 schreef Winston Churchill een essay getiteld 50 years hence waarin hij fermentatie en gecultiveerd vlees voorspelt:
“We shall escape the absurdity of growing a whole chicken in order to eat the breast or wing, by growing these parts separately under a suitable medium. [..] The new foods will be practically indistinguishable from the natural products from the outset, and any changes will be so gradual as to escape observation.”
Meer bubbels, meer vreugd
Een betere toekomst bestaat al om ons heen, maar moet nog opgeschaald worden. Wat te doen in de tussentijd? Hoe houden we de moed er in? Of nog beter: hoe versnellen we de komst van morele en technologische verbeteringen?
Het helpt hier om bij een klein clubje mensen aan te sluiten die hetzelfde denkt: een bubbel dus. Bubbels zijn het psychologisch medicijn tegen de zielvermorzelende krachten van de status quo. Inmiddels heb ik bij Proveg een bubbel gevonden van mensen die dieren uit de voedselketen willen halen. Na een avond in dat gezelschap voel ik me weer een stuk minder gek.
Maar ik wil meer bubbels! Ik wil een bubbel voor mensen die geloven dat goedkope tunnels de oplossing zijn voor alle verkeersproblemen. Ik wil een bubbel voor mensen die geloven dat fermentatie en gecultiveerd vlees de bio-industrie overbodig gaan maken. Een bubbel voor de snelle kolonisatie van Mars en, hoppakee, de rest van het zonnestelsel. Een bubbel voor het gebruik en legaliseren van hallucinerende middelen (ok, in die bubbel zit ik al). Een bubbel voor mensen die het serieus nemen dat er existentiële risico’s zijn die het voortbestaan van de mensheid bedreigen. En natuurlijk bubbels voor YIMBYs en mooie nieuwbouw en rewilding.
Je bent niet gek. Je bent er gewoon wat vroeg bij. Of zoals David Deutsch schrijft in het hoofdstuk ‘Optimism’ in The Beginning of Infinity:
“If something is permitted by the laws of physics, then the only thing that can prevent it from being technologically possible is not knowing how.”
Hou vol! Het enige wat ontbreekt is tijd, toewijding en een bubbel met de juiste mensen. Op een gegeven moment kraak je de code van de realiteit en verander je de wereld ten goede.
Aan mijn veganisme kunnen geen rechten worden ontleend. Ik eet nog steeds wel eens een ei (Kipster!) en ongetwijfeld sluipen er via allerlei omwegen nog dierlijke producten binnen. En ik ga ook niet al te moeilijk doen in sociale situaties. Maar het punt is meer dat ik probeer om de meeste dierlijke producten te schrappen uit mijn dieet. Wellicht faal ik na een tijdje. En dat is ook prima.
Je bent niet gek, je bent er gewoon vroeg bij
“ethisch veganisme”? Bedoel je niet “emotioneel veganisme” Pepijn?
In de natuur wordt het aantal dieren begrensd door de aanwezige grondstoffen. Mooi voorbeeld: een documentaire die ik ooit zag over de Serengeti. Ieder jaar trekken grote kuddes Gnoes en Zebra's met de regen (en het groeiende gras) mee. Ieder jaar worden er zoveel mogelijk dieren geboren, maar tijdens de reis vallen er weer veel af door leeuwen, rivieren met krokodillen, gewoon gebroken poten etc. Met als gevolg dat er ongeveer net zoveel dieren geboren worden als er dood gaan. En het zijn vooral jonge dieren die dood gaan.
Kijk ik naar de veehouderij dan zie ik voor de dieren een vergelijkbare cyclus, waarbij ze beter verzorgd en veel minder stress hebben. Dus een ‘beter’ leven dan een wild dier.
Als we met zijn allen stoppen met het eten van vlees, dan houdt de veehouderij op met bestaan. Die grote groep met dieren die daar nu leven dus ook. Een, wellicht onbedoeld, gevolg van veganisme is zodoende een grote afname van levende wezens.
Ik vind een lammetje dat door de wei huppelt in het voorjaar een geweldig gezicht. En hij kan daar huppelen omdat ik hem straks opeet. Hij huppelt daar voor mij, en niet voor ‘de’ veganist.
Met andere woorden “emotioneel veganisme” snap ik, “ethisch veganisme” is een wat dubieuze term. Zeker als je levende wezens wil vervangen door “kweek-vlees”, door een machine dus.