Collega-substacker Vincent van der Borg wees me op dit essay over stoppen met vlees eten van Max Beijneveld.
Beijneveld bekritiseert mijn stuk van afgelopen weekend omdat het ‘techno-optimistisch’ is:
En het ergste is nog wel als mensen die ongemakkelijkheid [..] willen wegstrijken door zich te laten verleiden door de glitter en glamour van de tech-optimisten. Zoals bijvoorbeeld Pepijn Vloemans, die in het NRC van 5/6 maart schrijft: “Het probleem is namelijk niet dat Nederlanders te veel vlees eten. Het échte probleem is dat de koe – net als de verbrandingsmotor – een doodlopende technologie is […] Het goede nieuws is dat er op de tekentafel een oplossing klaar ligt […] Vlees, vis en zuivel kunnen worden gemaakt door dierlijke cellen (‘gecultiveerd vlees’) en micro-organisme (‘precisiefermentatie’).” Dit soort uitspraken zijn vaak gebaseerd op grondig bekritiseerd hosanna-onderzoek dat vooral hoop put uit een dalende kostentrend van artificieel geproduceerd vlees in de komende tien tot twintig jaar (als gevolg van miljarden investeringen van publiek geld). Deze voorgestelde trend gaat gepaard met enorm veel onzekerheden en daarom moeten we dit soort silver bullet-oplossingen met de nodige korreltjes zout nemen. Hierbij hebben we trouwens de tijd ook niet meer.
Het blijkt een hardnekkig misverstand te zijn dat optimisme het gevolg moet zijn van een absolute zekerheid dat de toekomst goed gaat uitpakken. Verre van: de toekomst is fundamenteel onvoorspelbaar. Maar zolang iets mogelijk is binnen de wetten van de natuurkunde is het door mensen te bouwen. Dit kan worden samengevat als “het principe van optimisme”. Maar techno-optimisme vind ik ook een prima geuzennaam.
Dat techno-optimisme ziet er zo uit als we het toepassen op het elimineren van dieren uit de voedselketen:
Vlees en zuivel worden vandaag gemaakt door dieren.
Dieren zijn een verzameling van cellen.
Het is dus verenigbaar met de wetten van de natuurkunde als we in plaats van het hele dier alleen de cellen brouwen die we willen hebben.
Hieruit volgt dat met genoeg creativiteit en investeringen mensen de kennis kunnen scheppen om zonder dieren vlees en zuivel te maken.
Dan komt mijn morele argument waarom de Nederlandse overheid hier een rol in zou moeten spelen:
Nederland is een van de rijkste landen ter wereld met een unieke traditie in landbouw en veeteelt. We hebben een ideale uitgangspositie om een poging te wagen dit probleem op te lossen.
Er zijn inderdaad veel onzekerheden — maar dat is zo’n beetje de definitie van iets nieuws proberen. Dat iets moeilijk is maakt het niet onmogelijk. Een maanlanding was begin jaren zestig ook omgeven met onzekerheden. Toch lukt het de VS om binnen negen jaar de eerste mensen op de maan te zetten. Waarom? Omdat een maanlanding binnen de grenzen van de natuurkunde past én de volledige creativiteit van de Verenigde Staten er tegenaan werd gegooid.
Daarom zie ik het als morele plicht van Nederland om een poging te doen het probleem van dieren in ons voedselsysteem op te lossen. Laten wij de onzekerheden wegnemen en de weg bereiden voor de rest van de wereld. We weten immers dat het mogelijk is; het enige dat ons rest is heel veel hard werk. Misschien mislukt het; maar bij doorbraken moeten we optimaliseren voor de verwachte waarde.
Effectief nationalisme
Sowieso denk ik dat het oplossen van dergelijke moeilijke problemen de grootste gift van Nederland kan zijn aan de wereld. Dat kleine landen geen verschil kunnen maken in de wereld is fundamenteel incorrect. Zoals Norman Borlaugh met de Groene Revolutie de levens redde van miljoenen mensen zou Nederland het traject van de menselijke beschaving blijvend kunnen veranderen.
Net als een effectief altruïst de vraag aan zichzelf stelt: ‘hoe kan ik met mijn leven het meeste positieve verschil maken in deze wereld’ zou Nederland zich als natie vaker dezelfde vraag moeten stellen. Dat lijkt me nou een gezonde vorm van effectief nationalisme.
Nederland heeft niet alleen een goede uitgangspositie in landbouw en veeteelt, maar ook in biotechnologie! Als je die twee combineert, en mengt met onze ervaring met samenwerken tussen grote en kleine bedrijven, kennisinstellingen en authoriteiten, kan Nederland internationaal echt het verschil maken om 'cellulaire agricultuur' te laten groeien van een private investeringshype tot een breed gedragen en duurzame agriculturele sector.
Dat is vaak het probleem bij mensen die niet visionair zijn, zelfs als het betreffende onderwerp hun expertise is.
'Wat nu niet kan, kan nooit'.
Dat is natuurlijk niet zo. Er is altijd een toekomst.