Vooruitgang (2)
Een gastessay van Mart van Megen over vooruitgang en optimisme in het werk van David Deutsch
David Deutsch’ The Beginning of Infinity (2011) is een boek zonder gelijke. (Lees hier een uitstekende samenvatting.) In computertermen: het lezen van dit boek is het equivalent van een compleet nieuw besturingssysteem installeren in je brein. (Daarbij kan de installatie vrij lang duren: ik ben nu al een paar jaar bezig om de ideeën uit The Beginning of Infinity te verwerken.)
Het enige probleem is: het boek is niet zo bekend. Daar wil ik verandering in brengen.
In mijn zoektocht naar andere Beginning of Infinity-lezers stuitte ik via Twitter op Mart van Megen. Mart is promovendus in de economie aan de Rijksuniversiteit Groningen en doet daar theoretisch onderzoek naar marktwerking. Vervolgens belden we en het leek hem leuk om een kort essay te schrijven over één van de hoofdstukken in dit boek. In het onderstaande stuk beschrijft Mart waarom Deutsch’ werk zo belangrijk is voor ons begrip van vooruitgang en hoe het hem zelf optimistischer heeft gemaakt over de toekomst.
Mart stelt zichzelf voor
Hoi, ik ben Mart van Megen. The Beginning of Infinity is een duizelingwekkend intelligent boek met een gegrond hoopvolle blik op de mensheid en onze toekomst. Eén van de hoofdstukken gaat over optimisme. Optimisme is een houding ten opzichte van een onkenbare toekomst, zoals ik hieronder ook uiteen zal zetten. Die houding heb ik ook persoonlijk ter harte genomen. Zo worstelde ik met plezier vinden in mijn baan als onderzoeker. Maar mijn houding veranderde door het lezen van Deutsch’ boek. Ik begon de mogelijkheid te zien om nieuwe dingen te leren zelfs als dat onduidelijke implicaties had voor mijn proefschrift. Ik heb in veel verschillende richtingen gekeken en meer geleerd dan ik had kunnen bedenken. En hoewel tastbare resultaten tot nog toe zijn uitgebleven – mijn proefschrift is verre van af - weet ik als optimist dat mijn opgedane kennis me helpt. Zolang ik blijf leren kan het zomaar morgen zijn dat ik mijn dringendste problemen oplos.
Waarom het ‘principe van optimisme’ een noodzakelijk (maar niet het enige) ingrediënt is voor vooruitgang
In 1798 voorzag de econoom Thomas Malthus een onvermijdbaar einde van de beschaving. De wereldbevolking, zo beargumenteerde hij, groeit namelijk exponentieel terwijl de voedselproductie dat niet bij kan houden. Het land op aarde dat gebruikt kan worden voor landbouw is immers eindig. Zo vestigt zich een evenwicht waarin oorlog, ziekte en uithongering de norm zijn, aldus de theorie.
Het aantal mensen bleef groeien zoals voorspeld maar het einde van de beschaving kwam er niet. Sterker, die populatiegroei is gewoon doorgegaan in de 20ste eeuw, iets wat de econoom nooit voor mogelijk had gehouden. Waarom zat Malthus verkeerd? De cruciale factoren die hij miste waren de innovaties in onder andere voedselproductie die de samenleving lieten bloeien als nooit tevoren.
Maar hoe kon dat ook anders? Niemand kent de innovaties van morgen. Wie vandaag weet wat hij morgen te weten komt, weet dat vandaag al – dat is een contradictie. Alle voorspellingen lijden onder dit probleem. Een voorspelling kan de kennis die in de toekomst vergaard wordt en de uitkomsten daarmee fundamenteel verandert onmogelijk meenemen. Dat verklaart ook waarom economen notoir slechte voorspellers zijn. Menselijk gedrag is compleet afhankelijk van hun kennis en zo is ook toekomstig gedrag afhankelijk van de onvoorspelbare nieuwe kennis die mensen opdoen. Natuurkundigen, daarentegen, zijn in staat accurate voorspellingen te maken van fenomenen die ze compleet isoleren van menselijke tussenkomst — zoals sterrenstelsels op miljoenen lichtjaren afstand.
In The Beginning of Infinity noemt David Deutsch voorspellingen als die van Malthus ‘pessimistisch’. Pessimisme zet hij af tegen het principe van optimisme: alles wat mis is, is het gevolg van een gebrek aan kennis. Optimisme is in die zin niet zozeer een blind vertrouwen in een goede afloop, maar een verklaring voor falen. Hongersnoden zijn bijvoorbeeld te verklaren door de specifieke weersomstandigheden die tot gefaalde oogsten leiden. Maar op een dieper niveau zijn ze het gevolg van een gebrek aan agrarische kennis.
De erkenning van het principe van optimisme leidt daarmee tot een andere benadering van problemen. Namelijk dat de oplossingen nog bedacht kunnen en moeten worden. Een optimistische samenleving richt zich op die zoektocht; een pessimistische samenleving geeft zich over aan de nare gevolgen met een focus op het mitigeren daarvan. Een pessimist redeneert vanuit de beschikbare kennis, waar een optimist zoekt naar nieuwe antwoorden. Een pessimist tracht problemen te voorkomen, de optimist ziet het ontstaan van nieuwe problemen als onvermijdelijk en probeert daarom altijd te innoveren.
Dat wil niet zeggen dat een optimistische samenleving noodzakelijk een voorspoedige is. Elke oplossing komt met zijn eigen problemen en het blijft altijd een race tussen de zoektocht naar oplossingen en de volgende ramp. Maar de pessimist ziet iets belangrijks over het hoofd waar hij denkt problemen te kunnen vermijden. Wellicht slaagt hij in het afwimpelen van de voorziene problemen, maar hij vertrouwt daarbij blind op het uitblijven van tot dan toe onbekende problemen. Alleen een samenleving die streeft naar constante vooruitgang heeft een kans de race te winnen.
Het probleem van eindige grondstoffen, zoals Malthus voorzag, is nog steeds een wijdverspreid doembeeld. Daar zijn een aantal nieuwe bijgekomen, zoals nucleaire winter ten gevolge van een oorlog met kernwapens; kwaadaardige kunstmatige intelligentie; en een omslagpunt in klimaatverandering. Dergelijke voorspellingen leiden vaak tot pessimistische maatregelen waar de mogelijkheid tot toekomstige kennis en technologie niet in acht wordt genomen. Het tegengif is optimisme: een vertrouwen dat onze kennis onvoorspelbaar kan groeien, en dat wanneer dat gebeurt, dat ons helpt.
Dank
Dank Mart voor deze korte en heldere introductie.